Wanneer zullen onze leiders zich echt inzetten voor collectieve intelligentie
  • Democratische Innovaties

Wanneer zullen onze leiders zich echt inzetten voor collectieve intelligentie

11 Dec 2024

Burgers moeten betrokken worden bij de grote keuzes waar de samenleving voor staat. Maar niet zomaar een raadpleging kan de collectieve intelligentie naar boven halen.

Door Stephen Boucher en Hélène Landemore, respectievelijk auteur*, professor aan de Solvay Brussels School en professor aan Yale.

“Laten we niet langer bang zijn voor het volk“, verklaarde Emmanuel Macron eind september aan de Sorbonne. In België organiseerde het Parlement van de Federatie Wallonië-Brussel op hetzelfde moment een “burgerparlement” om over Europa te discussiëren. En het Brussels Parlement denkt momenteel na over “het denken en bouwen aan de stad van de burger“. Zullen we dan eindelijk kunnen stoppen met “weg van [het volk]” te regeren, zoals Macron wil? Het verlangen is er, maar het wordt tegengehouden door het wantrouwen dat we allemaal hebben in collectieve intelligentie.

Democratie is een gok. Zei Winston Churchill niet ooit, “het beste argument tegen democratie is een gesprek van 5 minuten met de gemiddelde kiezer“? Zijn burgers, die volgens sommigen irrationeel, apathisch en slecht geïnformeerd zijn, opgewassen tegen de verantwoordelijkheid die hun wordt toevertrouwd? En, eerlijk gezegd, zijn sommigen van hen niet gewoon te onwetend om naar hun mening gevraagd te worden?

We stellen ons allemaal dezelfde vraag. Een derde van de Franse kiezers is gaan geloven dat “andere politieke systemen net zo goed kunnen zijn als democratie”, of dat een technocratisch regime, of zelfs een autoritaire regering, de voorkeur verdient. Twaalf jaar na de verwerping van het Grondwettelijk Verdrag door de Fransen en de Nederlanders, en een jaar na het Brexit-referendum, hebben velen geconcludeerd dat burgers niet langer betrokken moeten worden bij de grote keuzes waar de samenleving voor staat. Wij blijven erbij dat het mogelijk is, maar dat niet elke raadpleging voldoet aan de voorwaarden die nodig zijn voor het ontstaan van collectieve intelligentie.

Want, en dit zal voor velen als een verrassing komen, democratie is het politieke systeem dat het best in staat is om de opkomst van collectieve intelligentie te bevorderen. De nieuwste studies in de politicologie, psychologie en cognitiewetenschappen benadrukken dat collectieve intelligentie voortkomt uit de cognitieve diversiteit tussen de leden van een groep. Cognitieve diversiteit betekent dat elk lid, wanneer hij met een bepaald probleem wordt geconfronteerd, een ander begrip, andere ervaring, een andere analyse van oorzaak en gevolg en een ander oplossingsvermogen meebrengt. De kans dat een groep de juiste beslissing neemt, wordt enorm vergroot door deze cognitieve diversiteit. De geschiedenis heeft ruimschoots bewezen dat een groep fouten kan maken, maar op de lange termijn is het beter om een grote groep mensen aan het roer te hebben die zo divers mogelijk zijn dan een kleine groep intelligente mensen die op dezelfde manier denken.

Laten we overleggen, maar laten we goed overleggen

De methoden die deze collectieve intelligentie naar boven kunnen brengen, moeten dus de middelen bieden voor deze diversiteit. Wij stellen bijvoorbeeld voor dat een centrale instelling van een raadpleging over Europa een “mini-publiek” is van enkele honderden Europese burgers die gedurende enkele dagen of zelfs enkele maanden worden uitgenodigd om te beraadslagen en aanbevelingen te doen over onderwerpen van hun keuze.

Dit mini-publiek kan de vorm aannemen van een opiniepeiling of een burgervergadering, formats die hun doeltreffendheid hebben bewezen. Een essentieel criterium is de representativiteit van de geraadpleegde steekproef. Het volstaat niet om “burgers” samen te brengen. De cognitieve diversiteit van de gekozen groep moet minstens even groot zijn als die van de burgers die ze vertegenwoordigen. Alleen een aselecte steekproef, representatief voor de bevolking, zal dit mogelijk maken.

Dit minipubliek moet worden gekoppeld aan online en offline crowdsourcingplatforms zodat elke burger kan deelnemen aan ten minste een deel van de debatten om de legitimiteit van het minipubliek te versterken en zijn vermogen om problemen te diagnosticeren en oplossingen aan te reiken.

Rekening houden met raadpleging

Ten slotte moet de overheid zich op een geloofwaardige manier engageren om de conclusies en aanbevelingen van de raadpleging over te nemen. Dit is wat ontbrak om van de G1000 een echt transformatief initiatief te maken, ondanks de kwaliteit van de debatten. Dit betekent niet dat we macht moeten afstaan. Voor een effectieve Europese raadpleging zou dit engagement bijvoorbeeld de belofte kunnen zijn om debatten te organiseren in de nationale parlementen, of zelfs een referendum over ten minste enkele van de richtlijnen. Anders zullen de mensen zich niet mobiliseren.

Men zal tegenwerpen dat dit alles duur en te complex is. Ja, echte deliberatie vereist getrainde moderatoren, tolken en evenwichtig voorbereidend materiaal, en crowdsourcing vereist een goed gebruik van moderne technologie. Maar wat ingewikkeld lijkt, is al in veel situaties toegepast.

Het alternatief – burgervergaderingen waaraan alleen de meest overtuigden deelnemen, volgens min of meer rigoureuze debatprotocollen – heeft zeker lagere directe kosten, maar biedt weinig meer dan een “5-minutengesprek met een gemiddelde kiezer”. Zolang we ons niet echt inzetten voor collectieve intelligentie, zullen we een andere prijs betalen.

 

Oorspronkelijk gepubliceerd in L’Echo.

*Petit manuel de créativité politique – Comment libérer l’audace collective”, Le Félin, 2017.

Wilt u meer weten over collectieve intelligentie?

Neem contact op!

Stuur een e-mail

This site is registered on wpml.org as a development site. Switch to a production site key to remove this banner.